Na de overstromingen in de zomer van 2021 startten Nederland, België en Duitsland onderzoeken om het riviergebied van de Maas beter in kaart te brengen. Het uiteindelijke doel? Beter voorbereid zijn op volgende extreme hoogwatersituaties.
Op ongeveer de helft van de looptijd van het EU-project EM Flood Resilience halen we de netten op: wat brengt de samenwerking tot stand?
‘We dachten de Maas goed te begrijpen’, vertelt Robert Slomp (senior adviseur waterveiligheid bij Water, Verkeer en Leefomgeving). ‘We dachten er van alles over te weten. Tot er in de zomer van 2021 een hoogwater optrad zoals we die zelfs in winters nauwelijks kennen.’
‘Dat konden we met onze bestaande kennis en modellen niet verklaren. Dat bracht al onze veronderstellingen aan het wankelen. Dus zijn we het EU-project EM Flood Resilience opgestart om de rivier samen met onze buurlanden te herontdekken.’
3 onderzoeksrichtingen
Onderzoeken, daarom draait het om bij EM Flood Resillience. ‘Uiteindelijk wil je je goed kunnen voorbereiden op de toekomst, met crisisbeheersing en ruimtelijke ordening,’ legt Slomp uit, ‘maar voor je met oplossingen kunt komen, moet je begrijpen wat het probleem is.
Dat doen we nu. ‘De onderzoeken binnen het project waar Rijkswaterstaat bij betrokken is hebben 3 richtingen: neerslag en waterafvoer, morfologie, en ecologie.
Neerslag en waterafvoering
Slomp coördineert een onderzoek op het gebied van neerslag en neerslagafvoermodellering. Het KNMI en Rijkswaterstaatcollega’s doen met Deltares onderzoek naar alle typen neerslagen en hoogwaters die kunnen voorkomen op de hoofdrivier en zijrivieren van de Maas. Dat is nodig omdat de bestaande modellen het zomerhoogtewater niet konden verklaren.
Morfologie
Bij morfologie gaat het om de invloed die het zomerhoogwater heeft gehad op de ligging van de (onder)waterbodem. Op de zandbodem van de Maas ligt een dunne, beschermende laag grind. Door hoogwater kan die grindlaag wegspoelen.
Enerzijds kunnen daardoor in de bodem grote erosiegaten ontstaan die nabijgelegen waterkeringen instabiel kunnen maken. Anderzijds kan zand aanslibben en de rivier opstuwen, waardoor het waterpeil op sommige plekken hoger wordt.
Ecologie
Ook ecologisch heeft het zomerhoogwater voor veranderingen in en rondom de rivier gezorgd. Met name in de Grensmaas. Adviseur waterkwaliteit & ecologie Martijn Antheunisse (Zuid-Nederland) werkt samen met het Belgische Instituut voor Bos- en Natuuronderzoek aan een ecologisch onderzoek.
‘Wij kijken wat de effecten zijn geweest op de natuur. Belangrijk, want in een Natura 2000-gebied, zoals een deel van de Maas en Maasoevers in Limburg, mag geen verslechtering van de biodiversiteit optreden. Of deze nou veroorzaakt wordt door de mens of natuurgeweld. Dus moeten we de staat in kaart brengen, zodat we herstelmaatregelen kunnen treffen als die nodig zijn.’
De eerste resultaten in het onderzoek waaraan Antheunisse meewerkt druppelen al binnen. Bijvoorbeeld over waterplanten die bij overstromingen in hun zomerse bloeiperiode met wortel en al uit de bodem gerukt kunnen worden. ‘Uit de eerste data komt naar voren dat er in het jaar na de overstromingen veel minder waterplanten stonden. Een afname van zo’n 50%. Maar de soorten zijn er nog wel, waardoor we verwachten dat het herstelt.’
Gezamenlijke verantwoordelijkheid en eigenaarschap
De grootste kracht achter EM Flood Resilience is dat de landen die delen van de Maas en zijrivieren beheren, sámen eigenaar en verantwoordelijk zijn voor de onderzoeken in het EU-project. ‘Het riviersysteem van de Maas is grensoverschrijdend en heel complex. Samen beheren is daarom essentieel’, Slomp.
‘Dat gebeurde al wel,’ vult Antheunisse aan, ‘maar nog niet genoeg. Door dit project zitten de juiste mensen bij elkaar aan tafel en krijgen we dingen voor elkaar die eerder veel moeilijker gingen.’
Een voorbeeld daarvan is het samenvoegen van data, zoals voor de monitoring van de visstand. ‘Door vissen te vangen, peilen we al decennia welke vissoorten in welke aantallen in onze wateren zwemmen’, legt Antheunisse uit.
‘Door de data van voor de overstromingen te vergelijken met die van erna, kunnen we uitvinden welk effect de hoogwaterstand heeft gehad op de visstand. Die bemonstering doen ze aan de Vlaamse kant van de rivier ook. Door dit project leggen we nu beide datareeksen naast elkaar. Dat geeft veel meer context aan de gegevens, we hebben bijvoorbeeld veel meer monsterpunten om met elkaar te vergelijken.’
EU-financiering geeft impuls
Niet alleen de internationale samenwerking, maar ook de financiering vanuit de EU is van grote waarde voor dit project, geven Slomp en Antheunisse aan. ‘In principe is wat we in het project doen regulier werk’, verklaart Robert.
‘Maar door deze impuls vanuit de EU kunnen we dat beter en sneller doen. Al een half jaar na de overstromingen, toen ze nog vers in ieders geheugen zaten, konden we hierdoor beginnen over welke onderzoeken we nodig hebben om te begrijpen hoe het watersysteem werkt.’
Het project loopt eind 2023 officieel af. Maar de vruchten ervan verwachten Slomp en Antheunisse nog lang daarna te plukken. Antheunisse: ‘We weten onze internationale partners nu al veel beter te vinden. En dat is veel waard.’
Bron:Rijkswaterstaat